Het Kempens diamantverleden onder de digitale loep - Schitterend geslepen: - deel 1

Het Kempens diamantverleden onder de digitale loep - Schitterend geslepen: - deel 1

Er is geen detail informatie beschikbaar

Diamant bewerken verloopt via een aantal stadia die de ruwe grondstof transformeren in elegante edelstenen die wereldwijd juwelen sieren. De eerste en moeiljkste bewerking is het kloven. De klover komt enkel tussenbeide als de steen een zeer moeiljke onregelmatige vorm heeft. 

Een klover probeert de diamant op en welbepaalde plaats in de juiste richting te splijten. Enkel een geoefend oog kan de groeirichting van een diamant bepalen. 

Ruwe stenen met een goede kristalvorm gaan dan weer niet naar de klover maar naar de zager. Terwijl het kloven handmatig en steen per steen gebeurt, is het zagen een collectieve en industriële activiteit.

Op de foto zien we het snijden van diamanten. De snijder geeft de diamant vorm. Die vorm dient later als basis voor de geslepen steen. 

Voor de Eerste Wereldoorlog werden diamanten vóór het slijpen opgezet of 'versteld' in een koperen dop. die was gevuld met 'solduursel', een legering van lood en tin. Voor elk vakje of 'facet' dat aan een diamant geslepen moest worden, werd het mengsel gesmolten en de steen opnieuw versteld. 

Verstellers waren vaak leerjongens of vrouwen en werden relatief slecht betaald.

Dankzij de introductie van de mechanische dop in de jaren 1930 konden de slijpers hun sten met een eenvoudig kliksysteem zelf verstellen. Samen met de 'solduurdop' verdwenen langzaamaan de verstellers. 

De slijper geeft de diamant zijn definitieve vorm door het slijpen van facetten. Het aantal, de ligging en de onderlinge verhouding van deze facetten zijn bepalend voor het eindresultaat. De slijper maakt hiervoor gebruik van een slijpmolen.

De schijvenschuurder verzorgde de gietijzeren schijven van de slijpers. Na een paar weken waren die altijd afgesleten. De schijvenschuurder maakte de schijven opnieuw glad en impregneerde ze met nieuw diamantpoeder. 

Het beroep van de schijvenschuurder was ietwat in mysterie gehuld. Elke schuurder hanteerde zijn eigen methodes die strikt geheim waren. 

 

Jan Eduard Claes is de eerste Kempense diamantarbeider die werkte in eigen streek. Hij is daarmee de pionier van de diamant in de Kempen. Aanvankelijk sleep hij thuis op een door zijn vrouw en later door Jan Baptist Van Beeck aangedreven molen. 

In 1885 liet hij aan zijn nieuwe woning op de Kesselsesteenweg in Nijlen een diamantslijperij bouwen van twee verdiepingen met zestien molens. Later zou hij deze nog uitbreiden naar 24 molens. 

In de volgende foto's overlopen we enkele andere pioniers van de diamantnijverheid in de Kempen. 

In 1890 besloten de broers Alfons en Maarten Quadens een nieuwe slijperij in Nijlen op te richten. In navolging van Jan Eduard Claes waren ze al enkele jaren thuis aan het slijpen en hadden blijkbaar genoeg kapitaal verzameld om zijn voorbeeld te volgen. 

Hun fabriek in de huidige Nonnenstraat stond bekend als de 'Taillerie de diamants Quadens'.

Een andere pionier in Nijlen was Gommarus Derboven. Hij had een slijperij in de Woeringenstraat.

De familie Lieckens was ook een van de pioniersfamilie in Nijlen. 

Het is vandaag zowat de laatste, volledig uitgeruste vooroorlogse slijperij uit de streek. Het atelier bevindt zich in het centrum van Nijlen en is illustratief voor de vele diamantwerkplaatsen die ooit in de regio gevestigd waren.

In 2004 kocht het Nijlense gemeentebestuur de slijperij en enkele aangrenzende gronden aan. De slijperij werd gerestaureerd en er werd een bezoekerscentrum naast gebouwd dat in 2016 open ging als het Kempens Diamantcentrum.

In 1898 richte de Antwerpse ondernemer Hendrik Cassiers een slijperij op met acht molens in Grobbendonk. De diamantslijperij groeide explosief. In 1908 telde de fabriek al drie verdiepingen en waren er maar liefst 65 molens. De gemiddelde fabriek buiten de stad telde toen 18 molens. 

Naast Cassiers was Karel Luyts een van de pioniers in Grobbendonk.

Emiel Verhaert (vooraan in de auto) was eigenaar van een diamantslijperij op Oostakker, één van de eerste diamantwerkplaatsen in Vorselaar.

Ook in Berlaar zorgde de diamantnijverheid voor werkgelegenheid. Op de foto de slijperij van de gebroeders Jef en Denis Hermans in de Dorpstraat ca 1920.

Ex-slijpers herinneren zich hun slijperij als een plek waar enorm veel plezier werd gemaakt. De kleinschaligheid en het lokale aspect van de typische, Kempense slijperijen zorgden ervoor dat iedereen goed bij elkaar gekend was. Daarnaast konden de Kempense slijpers grotendeels hun eigen zin doen.

Tijdens het werken werd er veel gelachen en gezongen. In dit geluidsfragment zingt Constant Dillen het liedje 'Meisjes betrouwt de slijperij niet'.

Sommige slijperen hadden hun eigen voetbalploeg. Zo ook die van Charel Schellens op de Lindekensbaan in Kessel. Op de foto staan ze klaar voor een voetbaltoernooi op het veld van FC Excelsior Kessel in 1963. De geit links op de foto was de mascotte van de ploeg. 

Naast toeleveranciers van bewerkingsmaterialen kwamen leurders ook rond met eetwaren zoals snoep, ijs en haring langs in de slijperen. Deze verkopers waren bekend in heel de Kempen en zag men overal graag komen.

Een van de bekendste leurdres was 'den bomma'. deze Congolose straatverkoper kwam langs met carbouya, Brusselse snoep met Conglose roots.

Hier sluiten we het eerste deel af. In deel twee kijken we naar de periode na de Tweede Wereldoorlog. 

Het boek Schitterend Geslepen. Het Kempense diamantverleden onder de loep vertelt het verhaal van meer dan een eeuw diamantbewerking in de Kempen. Dankzij de verhalen van diamantbewerkers krijg je een unieke inkijk in het leven zoals het was.

In deze eerste van twee virtuele expo's over het steentje staan we stil bij de verschilende stadia van diamantbewerken, maken we kennis met de pioniers van de diamant in de Kempen en zien we hoeveel plezier er in de slijperijen werd gemaakt.

Wil je ook graag het boek lezen? Je kan het kopen in de webshop van kempenskarakter.be.

Deel