Een blik op de Kempense melkproductie

Een blik op de Kempense melkproductie

Er is geen detail informatie beschikbaar

Zuivelproducten zijn de dag van vandaag niet meer weg te denken uit de winkelrekken. Tegenwoordig vinden we heel wat soorten van melkproducten in de supermarkten. Maar is dit altijd al zo geweest? Wat is de geschiedenis er achter?

Op deze vraag zullen we tijdens deze expo dieper ingaan.


 

Het drinken van melk is van alle tijden. Reeds sinds de domesticatie van schapen, geiten en runderen gebruikten we melk voor menselijke consumptie. Men zag ook snel dat wanneer melk langer bleef staan of te lang klutste in een kop, deze veranderde, waardoor uiteindelijk boter, yoghurt of kaas verkregen werd. 


 

Koeien worden al eeuwenlang gemolken en van oudsher gebeurde dit handmatig. Traditioneel ging de melk(st)er de koe melken in een stal of in de weide met behulp van een melkkruk. Dankzij de melkkruk moest de melk(st)er niet de hele tijd gehurkt zitten, zodat het melken vlotter verliep. Maar het handmatig melken bleef een arbeidsintensieve en tijdrovende activiteit. 


 

Aanvankelijk kweekte men de koe niet voor zijn melk, maar voor zijn functie als trekkracht en mestleverancier en uiteindelijk ook voor zijn vlees. De melk van de koe was eerder een leuk bijproduct dat ze zelf consumeerden of waarvan een deel naar de markt ging. Het begon dus eerst als een kleinschalige en ambachtelijke melkproductie.  


 

Het was pas in 1880 dat de zuivelproducten aan belang wonnen. Dit kwam door de intrede van de door stroom aangedreven landbouwwerktuigen. De koe verloor hierdoor haar functie als trekkracht. Bovendien kwam de lokale graanhandel onder druk te staan waardoor de boeren een nieuwe bron van inkomsten moesten vinden. Door deze twee factoren kreeg de koe een nieuwe rol: melkproducent. Deze bewegingen leidde tot een ware zuivelrevolutie.


 

Omdat de melkproductie alsmaar meer aandacht kreeg, was er nood aan meer mechanisering. In 1910 kwamen de eerste melkmachines naar België. Aanvankelijk waren dit simpele machines die trachtten de handbeweging van het melken na te bootsen. De melkmachine bestond uit vier buisjes waaraan rubberen hulzen bevestigd werden. Een vacuümpomp zorgde ervoor dat de melk via de buisjes naar een melkbus werd geleid. Door middel van boven- en onderdruk werd er een op- en neergaande beweging gecreëerd waardoor de koe gemolken werd.

Vandaag zijn dit volledig computergestuurde systemen. Deze geavanceerde systemen meten ook de melkkwaliteit, melkgift, warmte, etc. 


 

Maar hoe kwam de melk bij de consument terecht? 

Tot in de 19de eeuw goot de melk(st)er de gemolken melk rechtstreeks via een zeef in een metalen melkbus.

Vervolgens ging men met de bussen melk aan huis brengen met een hondenkar. Pas in 1950 schafte men de verkoop van losse melk werd af omwille van strengere eisen op vlak van de hygiëne en het bewaren van melk. 


 

Omtrent 1880, wanneer melkproductie meer en meer aan belang wint, kwamen strenge reglementeringen omtrent de bewaring en hygiëne van melk. De controlemerken A en AA zorgden voor meer kwaliteitscontrole bij de plaatselijke melk(st)ers. Bovendien moest melk meer en meer gekoeld bewaard worden. De melkkoeler gaf hiervoor de oplossing. Maar het grootschalig koel bewaren van melk zorgde echter voor hoge kosten waardoor veel bedrijven hun deuren moesten sluiten. Verschillende andere nieuwe reglementeringen zoals het verplicht pasteuriseren van melk zorgde ervoor dat enkel grote bedrijven dit overleefden.


 

Later kwam de melkboer in dienst van een melkfabriek die gepasteuriseerde flessenmelk huis aan huis verdelen. De huis aan huis melkbedeling verminderde in de loop van de jaren door de opkomst van gespecialiseerde zuivelwinkels. Maar ook deze speciaalzaken zullen op hun beurt omstreeks 1960 concurrentie ondervinden, door de opkomst van de supermarkten waarin de zuivelproducten een belangrijke plaats in het aanbod innemen.

Maar hoe zit het nu met de bijproducten van melk? Tot 1900 was België een boterland met kaas als luxeproduct. De zuivelproducten werden aanvankelijk op de boerderij geproduceerd met allerhande gespecialiseerde toestellen. Een voorbeeld hiervan was een karnton. In een karnton werd room omgezet in boter door een mechanisch proces.


 

Door de strengere reglementering mocht de verwerking van melk niet meer op de boerderij plaatsvinden. Hierdoor ontstonden er gespecialiseerde zuivelfabrieken.


 

Ben jij geïnteresseerd in landbouwerfgoed in de Kempen? Bekijk dan zeker eens het project ‘Goei Gerief’ van Erfgoed Noorderkempen. In dit project wordt het landbouwerfgoed in de gemeenten Baarle-Hertog, Beerse, Hoogstraten, Merksplas en Rijkevorsel in de kijker gezet door middel van een groot inventarisatie- en ontsluitingsproject. 

Meer weten? Bekijk dan zeker onze website


 

Deel