Een bastardelle of bâtarde is een door paarden getrokken vierwielig rijtuig, ontworpen als een reisvoertuig voor het afleggen van lange afstanden in alle comfort. De bastardelle wordt gezien als een mengvorm van een coupé en een berline. De onderzijde van de rijtuigkast is gelijkaardig aan deze van de Berline, maar biedt slechts plaats voor twee personen.
Bij een bastardelle rust de koetsiersbok op de neus van de kast. De ruimte onder de bok vormt een ingebouwd kastje met een neervallend deurtje, dat door riemen wordt opgehouden en als een tafelblad of als een voetenbak gebruikt kon worden.

Deze bastardelle is afkomstig uit Brugge en werd rond 1820 door de rijtuigbouwer Pierre Simons junior gebouwd voor de rekening van Denis Moles Lebailly (1776-1862). Het is een bijzonder comfortabel voertuig dat op verschillende plaatsen van opslagruimte is voorzien. Het interieur is gecapitonneerd, met marokijnleder bekleed en versierd met passementen met een rozetmotief. Tegen het plafond hangt een blauw zeiltje om kledingstukken in te leggen. Op de portieren en op de voorwand zijn met passement omzoomde blauwwollen tassen aangebracht, met horlogehouders in de kleppen van de voorste tassen. Onder de bok vindt men de typerende ingebouwde kast met een neervallend deurtje terug. Langs de zijwanden van de zitbank zijn een viertal zakken met armlussen ingewerkt. De zachte kussens zijn aan een kant met leder bekleed voor de zomerdagen en met blauw vilt voor de winterdagen. Onder de kussens zijn kleine ondiepe kastjes ingebouwd. Tot slot valt de mollige rugleuning langs boven open om de ‘swordcase’ te bereiken.
0p 3 december 1885 werd de bastardelle voor 200 frank aan het Archeologisch Genootschap van Brugge verkocht om vervolgens opgenomen te worden in de collectie van het Groeningemuseum.